Wie was deze Steven Tak ?
Steven Tak is afkomstig uit Schwelm in Duitsland. Waarschijnlijk is hij
een broer van Arnoldus en Casper Tak. Deze drie gebroeders Tak
vestigden zich rond
1728 in Gouda (2). Naar alle
waarschijnlijkheid zijn de drie broers
zonen van Steffen Tacke en Agnes Christina Schürmann.
Geheel zeker
is het niet, maar het één en ander kan o.a. afgeleid
worden
uit de namen van de kinderen van de drie broers.
Uit akten van de evangelisch lutherse
gemeente
van Schwelm (verkregen via de heer T. Tak te
Gouda) blijkt dat de broers Arnoldus en Casper Tak het beroep van
schoenmaker
hebben geleerd op kosten van de armenkas (een beroep dat later ook door
Steven werd uitgeoefend in Gouda).
De broers Tak hebben
het vak van
schoenmaker
in
Duitsland geleerd, maar zijn hun geluk elders gaan beproeven. Zo zijn
zij
uiteindelijk in Gouda verzeild geraakt. Arnoldus Tak trouwt op 30
mei 1728 in de St.
Janskerk te Gouda (én in de Lutherse gemeente) met Jannetje
Janse
Witsel uit Amsterdam, beide woonden op dat moment Achter de Vismarkt.
Twee
maanden later trouwt broer Casper met het uit Gouda afkomstige meisje
Dirkje
Pieters Vrijland. Ook zij woonden op dat tijdstip Achter de Vismarkt.
Van Arnoldus en Jannetje worden 5 kinderen
gedoopt
(waaronder een zoon Stephanus en een dochter Christina, waarschijnlijk
vernoemd naar hun groot-ouders). Arnoldus overlijdt al op jonge
leeftijd. Zijn overlijden wordt op 4 augustus 1734 ingeschreven. Hij
woont dan op
de Gouwe.
Van Casper en Dirkje worden 10 kinderen gedoopt
(waaronder een dochter Christina, waarschijnlijk vernoemd naar haar
grootmoeder),
maar volgens het gaardersregister overlijden er hiervan 8 op jonge
leeftijd. Casper en Dirkje gaan wonen op de Raam; op 9 april 1770 wordt
het
overlijden
van Casper ingeschreven en op 15 maart 1774 het overlijden van Dirkje
(zij
woonde toen op de Nieuwe Haven).
De derde broer - waar ons verhaal over gaat -
Steven Tak trouwt op 19 mei 1733 in de St. Jan te Gouda (én ook
zijn huwelijk wordt bevestigd in de Evangelisch Lutherse gemeente) met
Margaretha Reebeen (of ook Reebind) een meisje afkomstig uit Essen, die
in Gouda op de Oosthaven woont.
Steven en Margaretha laten 5 kinderen in de
Evangelisch
Luthersche Gemeente te Gouda dopen (waaronder een dochter Christina,
waarschijnlijk
vernoemd naar haar grootmoeder). Van deze kinderen overlijden er drie
op
jonge leeftijd.
Alleen Ernst en Christina blijven in leven. Ten tijde
van
de veroordeling van vader Steven zijn Christina en Ernst resp. 17 en 13
jaar oud (zie : gezinsgegevens).
Steven heeft zich evenals zijn broers het
schoenmakersvak
eigen gemaakt; hij heeft een schoenmakerij aan de Gouwe; hij is poorter
van de stad Gouda, tevens is hij naast zijn beroep van schoenmaker
tamboer
(wellicht bij een schutterskorps ?).
Welk misdrijf had
Steven Tak gepleegd ?
Wat was de reden van zijn veroordeling ?
Op 4 april 1752 in
de loop van de avond
wordt
een zekere Pieter de Koning (een rakker van de schout), volgens zijn
eigen
verklaring en enkele getuigenverklaringen lastig gevallen op straat
door
een tamboer genaamd Steven Tak. Voor dit vergrijp wordt Steven op
22 juni 1752
gearresteerd. Hierbij wordt - althans dat wordt beweerd -
één
van de dienders door hem met een mes gestoken. De desbetreffende
diender slaat Steven in de
boeien en brengt hem van zijn woning op de Gouwe naar het tuchthuis aan
de Groeneweg. Met de verwonding moet het dan ook wel meegevallen zijn.
Bij zijn verhoor wordt niet meer gesproken over
de gebeurtenissen op 4 april 1752; uitsluitend zijn verzet bij zijn
aanhouding
komt aan de orde en dit feit vormt de reden voor zijn veroordeling tot
levenslange tuchthuisstraf.
Naar de uiteindelijke redenen tot deze zware
straf kunnen we slechts gissen :
Was het een vorm van vreemdelingenhaat ten
opzichte
van de vreemde Duitser, die succes had in Gouda ? In die tijd werd ook
in de officiële Goudse stukken bepaald niet positief gesproken
over
wat genoemd werd "het Moffenland" (3).
Was het vorm van rivaliteit tussen het schutterskorps (waartoe Steven
mogelijk
behoorde) en de plaatselijk politie (de schout en zijn rakkers en de
stedehouder
en zijn dienders) ?
Waren er nog andere redenen ?
Vragen genoeg, die
onbeantwoord
blijven.
Maar oordeelt u zelf aan de hand van de
letterlijke
getuigenverklaringen over de gebeurtenissen op 4 april en 22 juni 1752 (4)
:
Allereerst, wat
gebeurde er op 4
april 1772
?
(oftewel hoe een diender lastig gevallen werd
door een tamboer en zijn hond).
Uit het
informatieboek van de baljuw
van Gouda
:
Informatie genomen
door den Heer officier op den 5 April 1752 in
aanwezigheid
van Mr Aelbrecht van der Burch en Mr Cornelis Adriaan van den
Kerkhoven,
schepenen (5).
Ary Beijerman
(52 jaar oud)
woont op de
Raam te Gouda en verklaart nadat hem de eed is afgenomen.
Dat hij op dingsdagavond 4 april 1752 tussen
7 en 8 uur op de Naaierstraat iemand, waarvan hij dacht dat het een
tamboer
was, geweldig hoorde vloeken voorbij het huijs van Pieter de Koning.
Verder
heeft hij niets gehoord en is hij naar huis gegaan.
Zo waarlijk helpe
mij
enz.
Anna
Pruijmenboom
huisvrouw van Pieter
de Koning (44 jaar oud) woonachtig op den Naaierstraat te Gouda
verklaart
nadat haar de eed is afgenomen.
Dat zij op dinsdagavond 4 april 1752 om ongeveer
half negen met haar man Pieter de Koning naar haar huis liep op de
Naaierstraat. Dat een lange tamboer (in wie zij een schoenmaker
herkende) hen
inhaalde
al vloekende en dat zij gehoord heeft dat hij zei "die rakker", En dat
toen zij bij hun huis gekomen waren, de tamboer tegen zijn hond met
zware
vloeken zei : "Tsa pak hem maar, het is maar een rakker". Dat haar man
toen tegen haar zei : "Ga jij maar naar binnen", Zij heeft gezien dat
de
tamboer hun huis voorbij gelopen is en dat haar man hem achterna is
gelopen. Ze verklaart verder nog, dat haar man omstreeks tien uur thuis
is
gekomen,
gewond aan zijn dijbeen en aan zijn hand.
Zo waarlijk helpe mij enz.
|

Detail plattegrond
van Gouda
van
Johannes Blaeu uit 1649.
(collectie Stedelijke
Musea
Gouda, inv. nr.
31789)
|
Uit het
informatieboek van de baljuw
van Gouda
:
Informatie genomen door
den Heer officier op den 12 April 1752 in
aanwezigheid
van Dr Willem van der Hoeve en Mr Bartholomeus de Moor van Immerzeel,
schepenen.
Fygje Witsius
Huyisvrouw van Gijs
van
Keulen (37 jaar oud) woonachtig te Gouda verklaart nadat haar de
eed
is afgenomen.
Dat zij op dinsdagavond den 4 april 1752 tussen
8 en 9 uur, met haar man na bij haar moeder op bezoek te zijn geweest
in
de buurt van de Lazarussteeg gehoord heeft dat twee persoonen ruzie met
elkaar hadden en vervolgens heeft ze gezien dat de ene persoon een
tamboer
was en de andere persoon Pieter de Koning was. Dat zij gezien heeft dat
de tamboer zijn degen
getrokken had en dat Pieter de Koning zich hiertegen verweerde met zijn
stok bij de lantaarnpaal. Dat Pieter de Koning toen tegen haar en haar
man gezegd heeft "Kijk maar goed, zodat jullie hiervan getuigen
kunnen zijn". Dat zij toen met haar man snel naar huis is
gegaan
en verder niets heeft gezien.
Zo waarlijk helpe mij enz.
Abraham van der
Heijde (27 jaar
oud)
woonachtig
te Gouda verklaart nadat hem de eed is afgenomen.
Dat hij op dinsdag 4 april 1752 's-avonds om
ongeveer negen uuren in zijn huis aan de Lazarussteeg rumoer op straat
hoorde. Hij is toen naar de deur gelopen en naar buiten gegaan. Hij
heeft
gezien dat Pieter de Koning, rakker van de schout, van de kant van 'het
Olieslagersteegje naar hem toe kwam en vroeg of hij binnen mocht komen
om te zien waar hij aan zijn been gewond was. Op dat moment zag hij een
tamboer (waarvan hij later hoorde dat het Steeven Tak was) van de kant
van den Raam kwam en voor zijn deur bleef staan. Dat hij
vervolgens zag dat Pieter de Koning naar
de tamboer met sijn stok sloeg en den tamboer op zijn beurt sloeg weer
naar Pieter de Koning zonder dat hij kon zien waarmee de tamboer sloeg.
Dat hij toen maar naar binnen is gegaan.
Zo waarlijk helpe mij enz.
Pieter de Koning
(41 jr oud)
rakker van
de schout, geboren te Gouda verklaart nadat hem de eed is afgenomen.
Dat
hij op dinsdag 4 april 's-avonds om ongeveer half negen van de
Turfmarkt
naar zijn huis op de Naaierstraat liep en dat hem toen ene tamboer te
weten
Steven Tak gevolgd is. Deze Steven achtervolgde hem tot zijn woning met
zware vloeken en bij zijn huis aan de Naaierstraat gekomen hitste
Steven
zijn hond en zei : "Tsa pak die donderse rakker, al is het een rakker,
wat kan mij dat tuig schelen". Daarna is hij Steven gevolgd via de
Groenendaal
en de Aaltje Baksteeg naar de Raam tot aan 't Verloren Kost, waar
Steven
stil bleef staan en hij Steven voorbijliep. Daarop hitste Steven weer
zijn
hond op en toen de hond op hen aanvloog riep de getuige Pieter de
Koning
"kost vervloekte hond" en gebruikte hij zijn stok om de hond af te
weren. Waarop Steven Tak nog zwaarder begon te vloeken en zei : "sla je
mijn
hond
vervloekte rakker dan pak ik jou", waarop Steven zijn degen trok en de
stok van getuige vastgreep en hem met de dood bedreigde. Daarop vroeg
getuige
aan Steven om hem met rust te laten. Maar Steven werd al bozer, zette
zijn
degen op de borst van getuige en zij "hou je kop anders vermoord ik
je". Daarop is hij, getuige, van 't Verloren Kost door het
Olieslagerssteegje (6)
naar de hoek van de Lazarussteeg gelopen, waar Steven hem met de degen
in het been gestoken heeft. Getuige heeft toen om hulp gevraag aan Van
der Heijden, die over zijn onderdeur leunde. Maar die hulp werd door
hen
geweigerd. Toen Steven hem weer naderde heeft getuige Steven een slag
op
de arm gegeven. Steven is hem toen achterna gelopen tot het
Oliekoekswijf
op het Rotterdamse Veer. Getuige heeft Steven toen weer een slag met
zijn
stok gegeven. Waarop Steven Tak zei : "donderse rakker, ik zal je
doodsteken
en vermoorden. Daarop is getuige naar de baljuw gelopen om kennis van
het
gebeuren te geven en vervolgens is hij naar de hulpschout gegaan.
Zo
waarlijk
helpe mij enz.
Tot zover de
getuigenverklaringen van
het
gebeurde
op de avond van de 4e april 1752.
Het muisje kreeg nog wel een staartje, of beter
gezegd een staart.
Het duurde even, maar het politionele apparaat
kwam in aktie op 22 juni 1752.
Ook van dit gebeuren zijn
getuigenverklaringen
bewaard gebleven.
Wat gebeurde er
op 22 juni 1752 ?
(oftewel hoe een schoenmaker zijn hemd niet
mocht aantrekken).
Uit : Informatieboek
van de baljuw te
Gouda -
Informatie genomen bij den Heer officier op den 30 Junij 1752.
In aanwezigheid van de Heren Franco Gerard de
Vrije en M. Bartholomeus de Moor van Immerzeel, schepenen.
Josua Noach van
Diemen (33 jaar
oud)
hulpschout
van Gouda verklaarde op zijn amtseed
Dat hij op donderdag 22 juni 1752 op bevel van
den Heer Mr Frederik van der Hoeven Baijuw en Schout van Gouda moest
arresteren. Dat hij Ary van der Horde en Wouter Hogenhoek
rakkers van de schout meegenomen heeft om hen te assisteren. Dat hij in
het huis van Steven Tak gekomen zijn
hem bezig zag met zijn werk en tegen hem gezegd heeft of hij zo goed
wilde
zijn met heem mee te gaan. Waarop hij Steven Tak antwoordde dat hij wel
even wachten kon. Dat hij toen tegen Van der Horde zei : "je kent
onze opdracht, neem hem maar mee. Dat Steven Tak toen onmiddellijk
opstond,
en een mes van sijn werkbank greep, terwijl hij zei :
"Bliksemskinderen,
ik wil niet mee", en toen met zijn mes stak en sneed zowel naar den
getuige
als naar zijn dienders, Zeggende : "Ik zal jullie alle drie
vermoorden". Waarop hij getuige zijn degen trok en Steven
Tak wilde dwingen zich gevangen te geven. Dat Steven Tak in het
terugtrekken
naar zijn binnenhuisnaar Wouter Hogenhoek een steek heeft toegebracht.
Dat Arij van der Horde toen de deur van het
binnenhuis
heeft opengetrapt. Dat Steven Tak daar met het mes in de hand achter
de Deur stond en dreigde Ary van der Horde te vermoorden terwijl hij
ijselijk
vloekte. Dat Arij hem nogmaals vermaande zijn mes neer
te leggen. Vervolgens greep Arij van der Horde hem en door
Wouter Hogenhoek werd hij in de handboeien geslagen. Dat hij Steeven
Tak toen - terwijl hij ijselijk
bleef vloeken en diverse malen zei, dat als hij erop verdacht geweest
was
hen alle drie vermoord zou hebben - afgevoerd heeft naar het werkhuis.
Arij van der Horde
(ongeveer 44
jaar
oud)
rakker van de schout verklaarde op zijn ambtseed.
Dat hij getuige op donderdag 22 juni 1752 op
bevel van de hulpschout Van Diemen met Wouter Hogenhoek, schoutsrakker,
naar Steven Tak moest gaan. Dat zij met hun drieën op de Gouwe het
huis
van Steven Tak aldaar binnengegaan zijn, de hulpschout voorop, die
tegen
Steven Tak Zei :"Je moet met mij meekomen". Dat Steven Tak daarop
vroeg, of het nog even
kon wachten. Dat tegen hem gezegd werd dat dat niet kon en dat de
hulpschout
tegen hem, getuige, zei :"Arie, je weet wat je moet doen". Dat hij toen
op naar Steven Tak toeschoot terwijl
die op sijn schoenmakersstoel zat te werken. Dat Steven Tak direct een
mes van sijn tafel
greep en tegen getuige en de anderen zei : "alle donders, sta stil".
Dat Steven met het mes in de hand eerst naar
hem getuige sneed en vervolgens met het mes stak. Dat hij getuige door
te bukken uitgleed en op
de grond viel. Dat Steven Tak toe schoot en Wouter Hogenhoek
een steek toebracht. Dat Steven Tak daarop vluchte in zijn woning
vluchtte en de deur dicht hield. Dat hij getuige, nadat hij eindelijk
de deur
had opengetrapt, daarachter Steven Tak vond met het blote mes in zijn
hand,
terwijl Steven hem toevoegde : "Donders kind nu zal je sterven al was
je
de laatste mens op de wereld. Dat hij getuige tegen Steven zei dat hij
zich
over moest geven en zijn mes moest neerleggen. Dat Steven Tak eindelijk
zijn mes aan zijn zoon gaf. Dat Wouter toen naar binnen kwam en hem met
veel
moeite de handboeien aandeed, terwijl Steven ijselijk bleef vloeken en
schelden en bleef herhalen : "Donderse rakkers, als ik dat geweten had
dan zou ik jullie alle drie vermoord hebben". Daarop hebben wij Steven
naar het werkhuis gebracht.
Uit : Informatieboek
van de baljuw te
Gouda -
Informatie genomen bij den heer officier op den 29e September 1752.
In aanwezigheid van de Heren Dr Willem van de
Hoeve en M. Bartholomeus de Moor van Immerzeel schepenen.
Wouter Hoogenhoek
(46 jaar oud)
rakker
van de schout verklaarde op zijn ambtseed.
Dat hij getuige op donderdag 22 juni 1752 op
bevel van de onderschout Van Diemen met Arie van der Horde naar Steven
Tak moest gaan. Dat hij getuige met de onderschout en Arie van
der Horde in het huis van Steven Tak op de Gouwe naar binnen is gegaan
en daar Steven hoorde zeggen : "Wacht nog even". Dat de onderschout
daarop
zei : "Neen direct meekomen", waarop Steven Tak antwoordde : "Wat
donders direct meekomen", Dat de onderschout tegen Arie van der Horde
zei
:" Je weet wat je moet doen". Dat Arie van der Horde Steven daarna
wilde
grijpen
en Steven Tak toen een mes van zijn schoenmakerstafel nam en daarmee
naar
Arie sneed en stak. Dat Arie vervolgens bukte of een beetje voorover
viel en wel zo dat de steek die hij Arie meende toe te brengen hem,
getuige
die naast Arie stond, werd toegebracht, zodat hij gewond werd in zijn
linkerzij. Dat Arie vervolgens zijn degen trok en Steven
Tak met het blote mes in de hand zich terugtrok in zijn huis. Dat Arie
daarna naar binnen is gegaan en dat
hij getuige door Arie om assistentie werd geroepen. Hij heeft Steven
Tak
vervolgens de handboeien omgedaan. Dit ging met veel moeite terwijl
Steven
ijselijk bleef vloeken en schelden en bleef herhalen : "Donderse
rakkers
als ik dat geweten had dan zou ik jullie alle drie vermoord hebben".
Uit : Informatieboek
van de baljuw te
Gouda -
Informatie genomen bij den Heer officier op den 6e October 1752.
In aanwezigheid van de Heren Mr Engelbert van
Heuven en Franco Gerard de Vrije, schepenen.
Jacobus Lastre
(52 jaar oud)
schoenmaker
te Gouda verklaart nadat hem de eed is afgenomen.
Dat hij op een donderdagmorgen om ongeveer elf
uur in de maand juni 1752 zonder precies den datum van de maand te
weeten
een pijp heeft staan roken in de winkel van Steven Tak toen de
onderschout
met twee van zijn rakkers naar binnen kwam. Dat Steven Tak op dat
moment bezig was een
mannenschoen
en geen mes in zijn handen had toen hij, getuige, de onderschout hoorde
zeggen tegen Steven Tak dat hee mee moest komen. Dat hij getuige Steven
Tak hoorde antwoorden
: "Moet ik mee". "Ja, direct" zei de onderschout. Dat hij getuige
daarop staande bij de voordeur direct naar buiten ging, zonder dat hij
verder precies iets kan zeggen wat er verder gebeurd is.
Zo
waarlijk helpe mij enz. (7).
Wat
gebeurde er
in oktober 1752 ?
(oftewel hoe een
opstandige vreemdeling klein
gekregen werd).
Tot zover de
getuigenverklaringen.
Zoals
gezegd
in het verdere verloop speelt het gebeurde op 4 april 1752 geen enkele
rol meer. Des te belangrijker worden de gebeurtenissen bij de
arrestatie
van Steven Tak. Tijdens zijn eerste verhoor op 3 oktober 1752 verklaart
Steven, dat hij zich er niet van bewust was dat hij een van de dienders
verwond heeft (hij heeft daar pas in het tuchthuis van gehoord). Nu
blijkt waarom de getuigenverklaring van
Jacobus
Lastre (pas op 6 oktober 1752 !) van belang was. Immers hier zou uit
moeten
blijken dat Steven Tak willens en wetens, zonder dat hij al een mes in
de hand had, een mes heeft gepakt om daarmee opzettelijk letsel toe te
brengen aan de dienders. Tijdens zijn tweede verhoor op 9 oktober 1752
bekent hij dat het zo gegaan is. Een bekentenis die uiteraard met
behulp
van de pijnbank aan hem ontlokt kon worden. Op 13 oktober 1752 mag hij
de hele bekentenis
nog eens herhalen en op 16 oktober met zijn merkteken ondertekenen,
zodat
tijdens de rechtzitting door zijn aanklager "naar eer en geweten"
verklaard
kan worden dat hij "buijten Peijn van eijser en banden beleeden heeft
wat
hem ten laste wordt gelegd" n.l. het plegen van geweld tegen de
dienaren
van justitie, een daad die alleen gestraft kan worden met de hoogste
gevangenisstraf
en wel levenslang in het tuchthuis van Gouda. |

gezicht
op de
Tiendewegspoort te Gouda
litho van Gijsbertus Johannes Verspuy
(1823-1862)
bron : Gouda, tekeningen en prenten door
dr. Jan
Schouten
© Uitg. Repro-Holland - Alphen aan
den Rijn
1978
|
Ook de verslagen van
de "verhoren"
(examinaties)
van Steven Tak zijn bewaard gebleven en zijn illustratief voor de wijze
waarop bekentenissen konden worden afgedwongen (8).
Uit : Examinatieboek
- Verhoor gedaan
op de
Tiendewegspoort
bij den Heer officier op den 3 october 1752 in aanwezigheid van de
Heren
Moering burgemeester en alle schepenen, afwezig Van den Kerkhoven.
Steven Tak 's
Heren gevangene,
oud 55
jaren
wonende alhier een schoenmaker van zijn vak.
Hij zegt dat hij op donderdag 22 juni nuchter in zijn huis zat, toen
de onderschout met twee van zijn dienders in zijn huis binnenkwam en
hem
bevolen heeft om mee te gaan. Dat hij toen geantwoord heeft eerst zijn
'kamizool' aan te willen doen. Dat de onderschout toen zei, dat hij
direct
mee moest gaan en dat de dienders hem toen probeerden te pakken. Hij
weet
niet meer welke diende hem het eerste greep. Hij weet dat hij een mes
voor
zijn werk in zijn hand had. Hij heeft pas in het tuchthuis horen
vertellen,
dat Wouter gewond zou zijn en dat hij dat gedaan zou hebben. Hij kan
zich
daar niets van herinneren. Hij heeft wel gezien dat de onderschout zijn
degen had getrokken en dat ook de dienders hun wapens gereed hadden en
daarmee door het glas naar binnen staken. Hij weet dat Arie van der
Horde
tegen hem gezegd heeft :"Steven het is beter dat je meegaat en je niet
verzet. Hij heeft zich in zijn voorhuis verdedigd met zijn mes.
Verhoor gedaan op de
Tiendewegspoort
bij den
Heer
Officier op den 9 october 1752 in aanwezigheid van de Heren Moering
burgemeester
en alle schepenen, afwezig Van den Kerkhoven.
Steven Tak 's
Heeren gevangene.
Hij zegt dat hij het mes gepakt heeft om zich te verweren tegen de
onderschout en zijn dienders, omdat zij met geweld naar binnen kwamen
en
dat hij met het mes heeft gestoken naar de dienders en dat hij op die
manier
Wouter Hoogenhoek letsel heeft toegebracht en dat hij met het blote mes
in de hand naar binnen is gegaan en dat Arie van der Horde tegen hem
gezegd
heeft dat hij zijn mes moest overgeven. Hij bekent dat hij tegen Arie
van
der Horde heeft gezegd "Dondeskind, nu zal je sterven al was je de
laatste
kerel op de wereld".
Verhoor gedaan op de
Tiendewegspoort
bij den
Heer
officier op den 13 october 1752 in aanwezigheid van de heren Moering
burgemeester
en alle schepenen, afwezig Van Heuven, Van den Kerkhoven en Dr. W. van
der Hoeven.
Steven Tak 's
Heeren gevangene.
Hij zegt dat de onderschout met twee dienders
op een donderdag in de maand van juni naar zijn huis zijn gekomen. Dat
hij gezegd heeft zijn 'kamizool' aan te willen trekken, maar dat de
onderscout
wilde dat hij direct meeging. Dat zij vervolgens met gedrieën op
hem
afkwamen. Dat hij toen het mes van tafel heeft gegrepen en tegen de
dienders zei
: "sta stil". Dat hij met het mes naar de dienders heeft gestoken. Dat
hij toen Wouter Hoogenhoek verwond heeft. Dat hij daarop naar binnen is
gevlucht met het mes in de hand. Dat Arie van der Horde heem gedwongen
heeft het mes af te geven, nadat hij (Steven) gezegd had "dondeskind,
nu zal je sterven al was je de laatste kerel op de wereld". Dat
vervolgens
de dienders hem in de boeien hebben geslagen en hem naar het werkhuis
hebben
gebracht.
Verhoor gedaan op
Thiendewegspoort op
den 16
october
1752 in aanwezigheid van de Heren Van Strijen burgemeester en alle
schepenen,
afwezig Van den Kerkhoven.
Steven Tak 's
Heren gevangene.
Nadat zijn
bekentenissen van den 3e, 9e en 13e
oktober 1752 hem werden voorgelezen heeft hij verklaard zijn
bekentenissen
te handhaven. |

ondertekening van zijn
bekentenis door Steven Tak
|
Inmiddels
krijgen zijn vrouw en verdere
familieleden
wel in de gaten, dat er iets dreigt te gebeuren met Steven Tak. Zij
hebben
gehoord dat hij van het werkhuis (= het tuchthuis) is overgebracht naar
de gevangenpoort aan de Tiendeweg. Dat voorspelt weinig goeds; zij
beseffen
dat de baljuw over de middelen beschikt om Steven een bekentenis te
laten
doen. Om een publiek
schandaal te voorkomen dienen zij een
verzoekschrift (9)
in bij de magistraat van Gouda. In het verzoekschrift voeren zij
aan,
dat
- zonder zijn gedrag te willen goedpraten - Steven zeer werd
overrompeld
door de komst van de onderschout met zijn dienders, die zonder enig
schriftelijk
bewijs van schout en schepenen te tonen hem uit zijn huis haalden,
waardoor
hij zonder bewuste opzet, maar in een poging zich te beschermen met een
mes, dat hij óf in, óf bij de hand had één
van de dienders verwondde. Zij verzoeken deemoedig "uyt
consideratie
voor
sijn ongelukkige vrouw en kinderen en ordentelijke familie van Publieq
Schandaal te excuseren".
Het
verzoekschrift is getekend door Margaretha
Rhebee ("bedroefde huysvrouw van Steeven Tak voor zig selve als
voor hare twee onnosele kinderen" mitsgaders de naastbestaanden van
Steven
Tak en Margaretha Rhebee, te weten Caspar Tak en vrouw, Dirk
Kalis en frou, Arnoldus Kisman en Vrou, Jan van Egen en
vrouw).
Het
verzoekschrift wordt op 16 oktober 1752 in
handen gesteld van Mr. Frederik van der Hoeve, baljuw en schout der
stede,
was getekend door G. van Brandwijk.
De reactie
was -
het zal u niet verbazen -
negatief
:
"In deze kan niet werden getreden en werd dienvolgende van
de hand
geweesen",
was getekend op 20 okober 1752 door Hubert van Eijck (10).
Voor de schout en
baljuw Mr. Frederik
van der
Hoeve is de zaak zo klaar als een klontje. Steven heeft zich verzet
tegen
het wettige gezag, Steven heeft bekend en Steven zal dus zwaar dienen
te
boeten. Hij eist levenslang, een straf die ook werkelijk wordt opgelegd
(11).
Den Heer Mr
Frederik van der Hoeve
Baillu
en Schout der Stad Gouda Ratione Officier Eys in cas crimineel Op en
jeegens
Steeven Tak 's Heeren gevangene
geconfisceert voor
sijn leven
Steven Tak 's Heren
gevangene oud 55
jaren
woonachtig
alhier ter stede een schoenmaker van zijn vak heeft zonder buijten Pijn
van ijzer en banden bekend
Dat de onderschout met twee dienders op een
donderdag
in de maand van juni 1752 naar zijn huis zijn gekomen. Dat de
onderschout
tegen hem gezegd heeft : "Steven, je moet met mij mee komen". Dat hij
daarop
geantwoord heeft, dat hij eerst zijn 'kamizool' moest aantrekken. Dat
de onderschout daarop tegens hem heeft
gezegd,
dat hij direct moest meegaan. Dat hij
toen
hij zag dat de onderschout met de dienders naar hem toe kwamen een mes
van zijn tafel heeft gepakt en met het blote mes in zijn hand tegen de
dienders heeft gezegd "halt". Dat hij met het mes naar de dienders
heeft
gestoken. Dat hij daardoor den diende Wouter Hogenhoek
heeft verwond. Dat hij daarop naar binnen is gevlucht. Dat Arie
van der Horde de deur open trapte. Dat hij met het blote mes inde hand
tegens Ary van der Horde zei : "Dondeskind, nu zal je sterven
al
was je de laatste kerel op de wereld". Dat Arie
van
den Horde hem heeft vermaand en heeft gedwongen het mes neer te leggen
en zich over te geven. Dat hij zijn mes aan zijn zoontje heeft gegeven,
die ook binnen in het huis was.
Dit is een geval van
kennelijk geweld
en
verzet
strekkende tot verhindering van het recht en daarom ten hoogsten
strafbaar
naar de wet. Daarom is de conclusie van de Heer officier
namens
de Heren Staten van Holland en Westfriesland, dat de gevangene hiervoor
zodanig zal werden gecorrigeerd en gestraft aan den lijve als naar het
oordeel van de Heren Schepenen gewwenst en nodig is. En dat gevangene
zal
worden veroordeeld tot betaling van de kosten van sijn gevangenis en de
onkosten van justitie.
Schepenen van de
stad Gouda gehoord de
bekentenis
van Steven Tak 's Heren gevangene gezien en gehoord de eis en de
conclusie
van de Heer officier en na diepgaand alles besproken en overwogen te
hebben
wat voor deze zaak van belang was, recht doende uit namens de Heren
Staten
van Holland en van Westfriesland, veroordelen Steven Tak tot
levenslange
gevangenis in het tuchthuis van Gouda om aldaar met zijn handenwerk de
kost te verdienen.
Veroordelen hem tevens tot betaling van de kosten
van
sijn gevangenis en de onkosten van justitie.
Aldus gedaan in
aanwezigheid van de
Heren
Daniel
Willem Lestevenon, Heer van Schoonauwen,
Willem
van Strijen en Cornelis Gerard Moering en Willem Sebastiaan Boers, Heer
van Zuid Waddinxveen, Burgemeesters, bij den Heren Engelbert van
Heuven,
Johan de Lange, Franc Gerard de Vrije, Aalbrecht van der Burch,
Cornelis
Adriaan van den Kerkhoven, Dr. Willem van der Hoeve, Bartholomeus van
de
Moor van Immerzeel, schepenen op den 24e
oktober
1752.
Wat gebeurde er
na de veroordeling
van
Steven
Tak ?
(oftewel hoe een duitse schoenmakertje weer
spoedig
vergeten werd)
Hiermee is de
veroordeling van Steven
Tak een
feit.
In aanwezigheid van alle belangrijke regenten van Gouda (zowel de
vier burgemeesters als de zeven schepenen) werd hij veroordeeld tot
levenslange
gevangenisstraf in het tuchthuis (12)
van Gouda . Over zijn verdere leven is mij niets meer bekend. Zelfs het
tijdstip van zijn overlijden is onbekend. Hoe het hem vergaan
is in het tuchthuis en of hij er ooit nog uitgekomen is blijven
onbeantwoorde
vragen. Zijn (bedroefde) vrouw Margaretha Reebeen
overleed
ongeveer vijf jaar na zijn veroordeling. Op 13 december 1757 wordt haar
overlijden
ingeschreven
in het gaardersregister van Gouda, met de vermelding "huisvrouw van
Steven
Tak op de Nieuwe Haven". Steven moet toen nog in leven zijn geweest.
Het overlijden van zijn broer Casper wordt
aangetekend
op 9 april 1770 (hij woont dan op de Raam, waar hij een huis bezat) en
van Caspers vrouw op 15 maart 1774 (zij woont dan op de Nieuwe Haven) (13).
Zoon Ernst blijft in Gouda wonen, ook hij woont
op de Raam (dit wordt vermeld in 1763 bij zijn huwelijk met Catharina
Hoogenboom
en bij zijn overlijden in 1804).
Een
merkwaardige
passage is echter te
vinden
in
de kamerboeken van Gouda (14).
Ernst Tak verzoekt in 1797 om ontslag uit het tuchthuis van Gouda (zie
: oud rechterlijk archief Gouda, kamerboeken 1797, inv. nr. 225 fol.
135
en 155)
: "Is geleesen eene missive van Ernst Tak, gedetineerde in het
Tugthuis alhier, verzoekende om deszelfs ontslag " (4 juli 1797) en "Is
goedgevonden en verstaan Ernst Tak uit deszelfs confiscement in het
Tugthuis
alhier te ontslaan, zo als dezelve daarvan ontslagen word bij dezen"
(25
juli 1797).
De vraag rijst of het hier om Ernst zelf ging of toch om
zijn
vader die in 1752 tot levenslange tuchthuisstraf werd veroordeeld.
Inmiddels heeft
Leny
Tak uit Gouda het
antwoord
op deze vraag gevonden. Het gaat wel degelijk om zoon Ernst, die
evenals
zijn vader Steven veroordeeld is geweest tot een tuchthuisstraf.
In het
Kamerboek 1785 - 1787 treffen we de volgende passage aan : "Is na
voorgaande
deliberatie goed gevonden ende verstaan Ernst Tak om zijn kwaad gedrag
bij provisie te confineeren in het tugthuis binnen deeze stad, om
aldaar
met zijn handwerk de kost te winnen". (15)
|
 |
|
Confinement
in
het
Tugthuis
(met dank aan Leny Tak)
Ernst Tak |
De naam Steven Tak (zie
: kwartierstaat) is in de familie bewaard gebleven, de zoon van
Ernst werd naar hem Stephanus genoemd, vervolgens kreeg ook de
achterkleinzoon
van Ernst de naam Stephanus, die op zijn beurt weer één
van
zijn kinderen Stephanus noemde.
Deze Stephanus
Tak - mijn oudoom - is 96 jaar geworden en heeft meer dan 26 jaar
in
het verzorgingshuis "huize Gouwestein" te Gouda gewoond (16).
Hij overleed in 1992.
Bronnen :
Streekarchief Hollands Midden, Oud Rechterlijk
Archief Gouda, Crimineel Vonnisboek, Informatieboek Baljuw,
Examninatieboek,
Requestboek en Kamerboeken.
Stadsarchief Schwelm, Protkollbuch des
Presbyteriums
der Evang. Lutherischen Gemeinde (verkregen via de heer T. Tak te
Gouda).
Doop-, trouw- en begraafboeken Gouda.
Poortersboek Gouda.
Noten :
1. Zie :
Oud
Rechterlijk
Archief Gouda - Crimineel Vonnisboek inv. nr. 180.
2. Zie :
Poortersboek
Gouda -
7 mei
1728
Arnoldus
Tak van Swelm uit Brandenburg (fol.82);
24 mei
1728
Casper Tak van Swelm in het Brandenburgse (fol. 82);
21
april 1733
Steven Tak van Swelm gelegen in het Brandeburgse (fol. 94).
Zie :
Admissies
tijdelijke vestiging Gouda
8
november
1728
Steven Tack van Swalm uit Brandenburg.
3. Zie ook
:
"Nieuwkomers,
immigranten en hun nakomelingen in Nederland 1550-1950", door Jan
Lucassen
en Rinus Penninx, uitg. Meulenhof Informatief te Amsterdam - 1985 (blz.
110). Volgens deze schrijvers stonden met name Duitsers lange
tijd
niet in zo'n gunstig daglicht; zij citeren o.a. een annonieme
briefschrijver
in 1760, die pleit voor afzonderlijke "moffenwijken" in de stad voor
het
"moffelijk gebroed"
4. Zie :
Oud
Rechterlijk
Archief Gouda - informatieboek baljuw (inv. nr. 159).
5. Voor
een
beschrijving
van de hier en van de in het vervolg genoemde stadsbestuurders
(regenten)
t.w. de baljuw Mr. Frederik van der Hoeve, de burgemeesters Dr.
Cornelis
Gerard Moeringh, Mr. Willem Sebastiaan Boers, Mr. Daniel Willem
Lestevenon,Mr.
Willem van Strijen en de schepenen Mr. Cornelis Adriaan van den
Kerckhoven,
Dr. Willem van der Hoeve, Mr. Engelbert van Heuven, Mr. Johan de Lange,
Franco Gerard de Vrije, Mr. Aelbrecht van der Burgh en Mr. Bartolomeus
de Moor van Immerzeel verwijs ik naar "Met goed fatsoen, de elite
in een Hollandse stad - Gouda 1700 - 1780" door dr. J.J. de Jong, uitg.
De Bataafsche Leeuw / Stichting Hollandse Historische Reeks - 1985.
6. Volgens
Dr.
A. Scheygrond in "Goudsche Straatnamen" (zie : voetnoot 8-blz. 82) is
het
Olieslagers-steegje identiek aan de Karnemelksteeg, een steeg tussen de
Keizerstraat en de Raam, achter de St.-Barbaratoren. Volgens de
beschrijving
van Pieter de Koning moet het Olieslagerssteegje echter in de buurt van
't Verloren Kost en de Lazarussteeg hebben gelegen dus aan de noordkant
van de Raam en niet aan de zuidkant.
7. Pikant
is
dat
Jacobus Lastre - evenals Steven Tak - één van mijn
voorouders
is; Jacobus Lastre van vaderszijde en Steven Tak van
moederskant.
8. Zie :
Oud
Rechterlijk
Archief Gouda - Examinatieboek inv. nr. 169.
9. Zie :
Oud
Rechterlijk
Archief Gouda - Requestboek.
10. Mr.
Gerard
van Brandwijk en Mr. Huibert van Eijck waren beide secretaris van het
stadsbestuur;
bron : zie voetnoot 5
11. Zie :
Oud
Rechterlijk Archief Gouda - Crimineel Vonnisboek inv. nr. 180.
12. Het
tuchthuis
in Gouda is één van de oudste tuchthuizen in ons land.
Reeds
in 1530 had het stadsbestuur van Gouda voorgesteld een tuchthuis voor
jeugdige
delinquenten te stichten. In 1648 waren er vier tuchthuizen in de
republiek
n.l. in Amsterdam, Haarlem, Gouda en Alkmaar. De oorspronkelijke
bedoeling was zwervers, bedelaars en misdadigers door een streng regiem
en hard werken weer geschikt te maken voor terugkeer in de
maatschappij.
Gedachten o.a. gebaseerd op de ideeën van Dirk Volckertszoon
Coornhert
(in : Boeventucht ofte Middelen tot vermindering der schadelyke
Ledighangers
- 1573) en van Jan Laurenszoon Spiegel.
Zie : a)
"Overvloed en
Onbehagen"
(blz. 27 t/m blz. 36) door Simon Schrama - uitg. Contact te Amsterdam
1988.
b) "Mensen van klein vermogen" (blz. 67 t/m blz. 72) door prof. dr.
A.Th.van
Deursen - uitg. Bert Bakker te Amsterdam 1991.
13.
Zie
"Verpondingen Gouda" (in het gemeente archief).
14. Zie :
SHM
- oud rechterlijk archief Gouda, kamerboeken 1797, inv. nr. 225 fol.
135
en 155).
15. Zie : SHM - oud
rechterlijk
archief
Gouda, kamerboeken 1785-1787, fol. 13v.
16. Zie : Goudsche
Courant d.d. 1 december 1990 (artikel naar aanleiding van het
25-jarig
jubileum van Stephanus Tak als bewoner van Gouwestein). |