Door Lammert Huizing
Uit : Dagblad van het Noorden d.d. 28 april 2003
Tientallen mensen hebben zich in de laatste wereldoorlog
ingezet om
joden te redden die door de Duitsers werden gezocht om te worden
vermoord.
Eind april, begin mei, als de bomen weer groen worden en de bermen in
bloei
staan, denken ouderen terug aan die tijd.
En aan de redders van toen
die
bijna vergeten zijn.
Zoals Leendert Lafeber, huisschilder in Hoogeveen en zijn
vrouw
Immie
Kiers.
Een echtpaar dat zijn huis aan de Schutstraat openstelde
voor
de asielzoekers van toen.
Hun woning lag aan het kanaal tegenover
het oude ziekenhuis Bethesda.
Daar werkte de hoofdverpleegster
Tiny
Zijlstra.
Zieke joden uit het kamp Westerbork werden hier
verpleegd,
zolang het kampziekenhuis nog niet klaar was.
Regelmatig ging zij
met een joodse man of vrouw, die uit het ziekenhuis was ontslagen en
die
een nieuw verblijf in Westerbork niet zag zitten, naar Leendert en
Immie.
Ze kregen daar een of meer dagen onderdak totdat een permanent
onderduikadres
was gevonden.
Het was de Hoogeveense huisarts Pieter Kooiman, die de Lafebers warm
had gemaakt voor de redding van joden.
Op een dag kwam de in
Hoogeveen
geboren Frits van Buuren, enkele jaren voor de oorlog vertrokken naar
Haarlem,
terug naar zijn geboorteplaats.
Samen met zijn vrouw Lida was hij
ondergedoken
in Uitgeest.
Daar was hun kind geboren en na tien dagen zogenaamd te vondeling
gelegd
bij een hen bekende fa milie.
Om de veertien dagen mochten ze
even
naar hun baby komen kijken.
Bekenden en vroegere vrienden in Hoogeveen durfden hen niet in huis
te nemen.
Zo kwam Frits terecht bij de familie Thomas in de
korenmolen
aan de Van Echtenstraat.
Daar zaten al meer onderduikers.
Ook
daar
konden ze niet blijven en zo belandden ze bij do ter Kooiman aan de
Bentinckslaan,
die een goed woord voor hen deed bij de familie Lafeber.
Daar mochten ze blijven, ook al was er iemand anders daar
ondergedoken.
"Ik durf niet iemand de straat op te sturen, als ik weet dat hij kan
worden
doodgeschoten", zei Immie.
Lida kon nu ook naar hier komen.
De zondag daarop stapte Leendert
in de trein naar Uitgeest om Lida te halen.
Haar bezittingen
zaten
in vier grote koffers.
Want je wist immers niet hoe lang de
onderduik
zou duren.
Twee koffers namen ze mee.
Leendert en Lida,
beiden
klein van postuur, vielen haast in het niet bij de enorme valiezen.
De week daarop ging Leendert alleen naar Uitgeest voor de twee andere
koffers.
Op de terugreis kreeg hij in Utrecht controle.
Drie
Duitsers en een Nederlandse SS'er wilden weten wat er in de koffers
zat.
"Ik weet het niet", zei Leendert.
Hij wist het ook echt niet en
zocht
zich wezenloos naar de sleuteltjes, waarvan hij niet meer wist in welke
zak hij die had gestopt.
"Maak j e niet zenuwachtig", zei de
SS'er.
"Als jullie niet zenuwachtiger zijn dan ik, dan mag je het er voor
doen",
antwoordde Leendert.
Intussen werden de Duitsers en de SS'er
razend
nieuwsgierig naar de inhoud.
Eindelijk waren de sleuteltjes
terecht.
De eerste koffer ging open en bleek geheel gevuld met
maandverband.
Onverwacht, omdat er dan meer in kon.
Zelfs de Duitsers
bloosden.
Het was in een tijd, dat over dergelijke zaken nog niet openlijk werd
gepraat.
De andere koffer hoefde niet meer open en de Duitsers met de SS'er
waren
snel weg.
Frits en Lida moesten achteraf vreselijk lachen.
Ook Immie Lafeber had er veel plezier over.
Toen de oorlog voorbij was, werd er niet meer gesproken over de hulp
aan joden.
Leendert en Immie kwamen uit de tijd.
Maar door
hen geredde joden waren hen niet vergeten.
Op 27 februari 1996
werden
Leendert en Immie Lafeber door de Israëlische regering postuum
onderscheiden
met de Yad Vashem-medaille voor hun voorbeeldige inzet in moeilijke
jaren.
Hun kinderen namen het ereteken in ontvangst.
naar begin artikel | Reacties graag naar :
|
Terug naar homepage |
|
|